Eilanders delen herinneringen aan de Watersnoodramp

WatersnoodHerinneringen, verhalen, emoties. De Watersnoodramp maakt nog altijd veel los op Goeree-Overflakkee. Dat blijkt elk jaar op en rond 1 februari, bij de herdenking van de ramp van 1953. Maar dat bleek ook tijdens de bustocht op dinsdag 24 november. De tocht, georganiseerd door Stichting Podium, voerde niet minder dan 110 belangstellenden langs herinneringen aan de Watersnoodramp op Goeree-Overflakkee en het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk. De excursie van Stichting Podium vond plaats in het kader van de Erfgoedlijn Goeree-Overflakkee. “Met als thema ‘over leven met het water’ organiseren wij drie bijeenkomsten”, zegt Dorien Kickert, bestuurslid van Stichting Podium. “Dit is de eerste. Wij bieden de excursie aan als herinneringstocht, zodat mensen maar met elkaar in gesprek raken en hun herinneringen delen. De volgende bijeenkomst die wij organiseren is op vrijdag 11 december bij De Overkant in Ouddorp. Naast de drie bijeenkomsten heeft Stichting Podium eerder dit jaar de Erfgoedlijnkrant uitgebracht, en meerdere QR-bordjes geplaatst bij cultuurhistorisch erfgoed op het eiland.”

De werving van de deelnemers aan de excursie liep via de ouderenbonden ANBO en PCOB. Stichting Podium organiseerde de excursie in samenwerking met bureau Tauw, dat bezig is met het bijeenbrengen van documentatie over de Watersnoodramp op Goeree-Overflakkee. Niet alleen over de rampnacht zelf, maar ook over de hulpverlening, de bedijkingen, de Deltawerken en het leven met het water nú. Bureau Tauw (Technisch Adviesbureau van de Unie van Waterschappen) was nauw betrokken bij de wederopbouw na de Watersnoodramp, maar houdt zich tegenwoordig ook bezig met geschiedschrijving.

Twee bussen
Stichting Podium had gerekend op ongeveer zestig aanmeldingen voor de bustocht. De belangstelling was echter bijna twee keer zo groot. Er waren dan ook twee bussen nodig om deze bijzondere excursie voor iedereen mogelijk te maken. Beide bussen vertrokken vanaf Ebbe en Vloed in Oude-Tonge en Tieleman Keukens in Middelharnis.

Daarna gingen de wegen voor even uiteen. De ene bus reed voornamelijk op de oostelijke helft van het eiland en deed bijvoorbeeld de dijkcoupure in Den Bommel en de Zweedse geschenkwoningen in Zuidzijde aan. De andere bus reed eerst naar het westen om onder meer het Haegse Huus en de Noorse geschenkwoningen aan de Koning Haakonstraat in Stellendam te bekijken. Ook onder andere Battenoord, de Doetinchemsestraat in Middelharnis en de ernstig getroffen Julianastraat in Oude-Tonge stonden op het programma.

In beide bussen kregen de deelnemers aan deze excursie het een en ander te horen over die fatale nacht in 1953, de hulp erna, het dichten van de dijken en de manier waarop de getroffen eilanders hun leven weer oppakten. In de ene bus vertelde Piet Vreeswijk uit Nieuwe-Tonge zijn verhaal, in de andere kwam Els Dekker, vrijwilligster van het Watersnoodmuseum en in 1953 woonachtig in Nieuwe-Tonge, met wetenswaardigheden.

Wintergroente
“We rijden nu over de Doetinchemsestraat”, gidste Els Dekker. “Die naam verwijst naar Doetinchem, de gemeente die Sommelsdijk en Middelharnis adopteerde na de ramp. De bewoners kregen kalveren, varkens en pluimvee om de zaak weer op poten te krijgen. Er waren meer van dit soort adopties. De mensen in Herkingen kregen bijvoorbeeld wintergroente, want die hadden ze zelf niet kunnen telen. Ook kwamen er kisten vol sinaasappels en dozen port naar het eiland. Die port was heel gauw op.”

Even later, in Stellendam: “Kijk, het Haegse Huus. Dat is geschonken door de gemeente Den Haag. Het was een huis voor de bewoners van het dorp, om samen te komen in een tijd dat de termen slachtofferhulp en lotgenotencontact nog lang niet bestonden. Tot op de dag van vandaag komen mensen in het Haegse Huus met elkaar in contact en hebben ze plezier met elkaar. Daar ziet u de Noorse woningen in de Koning Haakonstraat. De kwaliteit van die huizen is zo goed, dat ze niet afgebroken hoeven te worden. Ze zijn niet modern, maar de mensen willen er, ook door de emoties, niet uit.”

Asfaltdijken
Ook in Battenoord en Oude-Tonge kreeg het reizende publiek tal van weetjes en anekdotes te horen. En tussendoor het verhaal over de asfaltdijken. “Er was niet genoeg klei om een dijk van te maken. Daarom maakte men twee kleidijkjes naast elkaar, met ertussen zand en bitumen over het geheel. De asfaltdijk aan de zuidzijde van het eiland is 17 kilometer, die tussen Middelharnis-Havenhoofd 4 kilometer.”

Waternood 2Maar niet alleen Vreeswijk en Dekker waren aan het woord. Het was de bedoeling van Stichting Podium om ook de deelnemers hun verhalen over de Watersnoodramp te laten vertellen. Dat kwam heel goed uit de verf. Tal van reizigers raakten met elkaar in gesprek en diverse deelnemers pakten ook de microfoon om hun herinneringen te delen met de rest van het gezelschap in de bus. Over havenmeester Lugtenburg van Battenoord, die zoveel mensen opving. Over het stijgende water in Oude-Tonge: “Het stond tot de bovenste tree van de trap.” Over de Luchtbol, een wijkje in Oude-Tonge, die in één klap werd weggevaagd. Over een koe die tijdens de ramp op zolder een kalf ter wereld bracht…

Volksliederen
Een vrouw vertelde over de opvang in Italië. “We reisden met de nachttrein naar Napels. Daarna gingen we naar een klein dorpje, dat vertaald in het Nederlands Dorp der Kastanjes heette. Ik ben er een maand geweest. Er waren ook kinderen die heimwee kregen. We sliepen in tenten met houten vloeren. Per tent zes kinderen en een leidster van het Rode Kruis. Elke ochtend hadden we reveil. Dan werden de volksliederen gezongen. Het Nederlandse en het Italiaanse. Er waren ook Italiaanse kinderen. Zij kwamen uit het noorden van het land, waar de Po was overstroomd. Op het laatst kenden zij het Wilhelmus en wij het Italiaanse volkslied. Als ik het Italiaanse volkslied nog wel eens hoor, op tv bijvoorbeeld, dan probeer ik altijd mee te zingen.” Naast de mooie herinneringen, bijvoorbeeld aan ‘een vakantie in Italië’, is de dankbaarheid gebleven.

Er kwamen meer herinneringen aan volksliederen boven in de bus. Het ziekenhuis in Dirksland had na de ramp een kinderafdeling gekregen van het Zweedse Rode Kruis. Als de Zweedse ambassadeur in Dirksland op bezoek kwam, zongen de verpleegsters – in hun gesteven schorten – het volkslied van dat land.

Rien Bakelaar, voorheen de kapper van Den Bommel, wist te vertellen dat iedereen het die zaterdag – 31 januari 1953 – over het weer had. Dat een uur of vier ’s nachts de straatstenen door het kniehoge water in de Voorstraat dreven. Dat een vrachtwagen met zakken zand, op het moment dat het water een gat sloeg in de dijk, honderdvijftig, honderdzestig meter verderop, in de polder, terechtkwam. Met zandzakken en al. “Het was een oud gat, de Duitsers hadden de dijk laten springen. Na de oorlog hersteld, maar nog steeds zwak.”

Koninklijke Standaard
Bakelaar, die een boek heeft geschreven over Den Bommel tijdens de Watersnoodramp, had nog een mooi verhaal. Hij deed een beetje aan amateurradio en onderhield, als tweede man, al snel radioverbindingen met Vlaardingen en Stellendam. “Op een gegeven moment zag ik een grote zwarte sleepboot over het Haringvliet onze kant uit komen. Het schip was uitgerust met een aparte vlag. Dat bleek de Koninklijke Standaard te zijn. De koningin kwam naar Den Bommel… De burgemeester deed zijn ambtsketting om en samen gingen we naar de haven om de koningin te verwelkomen. Daar stonden we met z’n drieën bij het grote stroomgat: Hare Majesteit, de burgemeester en ik.”

De gesprekken zetten zich in het Watersnoodmuseum voort. Daar kreeg iedereen vrije toegang én koffie met een Zeeuwse bolus. Ook was er een film over de ramp te zien. Aan het eind van de middag reden de twee bussen terug naar Goeree-Overflakkee. Herinneringen, verhalen, emoties – ze bleven komen. Tot het eind toe. “De Watersnoodramp blijft een gevoelig onderwerp”, kregen de deelnemers tot slot te horen. “Bedankt dat u zo veel heeft willen delen vanmiddag.”

Met dank aan: Kees van Rixoort